De tantaluskwelling van de verenigingsmanager
11 maart 2014 om 11:28
Vorige week vond de 9e meetup van BSAE plaats. Een twintigtal verenigingsmanagers bezonnen er over Human Capital in de breedste zin van het woord en al vlug bleek dat niet zo breed te hoeven. Gedreven en toegewijd, maar toch een beetje lonely at the top. Zo kan je de verenigingsdirecteur wel typeren.
Dus als het over human capital gaat, mag het best op de eerste plaats over de eigen functie gaan. En daar wringt het schoentje al onmiddellijk. Hoe vertelt een directeur thuis aan zijn kinderen wat hij precies doet. Vergaderen, mensen samenbrengen, dingen organiseren, teksten schrijven, spreken,…. – een breed pallet aan taken, bij voorkeur uitgevoerd in permanente multi-tasking modus. Een witte raaf of een Zeppos zoals ik hem eerder al benoemde. Een wat zonderlinge figuur met mysterieuze achtergrond, een kapitein die in een molen woont en rondrijdt in een amfibiewagen, maar finaal wel een cruciale rol speelt in elke episode.
Daar komt nog bij dat het niet helemaal duidelijk is of we beter een goede manager hebben dan wel een ‘thought leader’. De eerste zal garant staan voor een vlekkeloos beheer van de organisatie, de tweede brengt wellicht meer beweging in de vereniging. Hierbij dringt zich alweer een andere vraag op. Moet die directeur dan ook niet een beetje ‘ondernemer’ zijn? Is het belangrijk dat hij werkvloerervaring heeft, of minstens eens heeft ‘meegelopen’ bij de leden ? De meningen blijken heel uiteenlopend. Enkel over de onduidelijkheid van het profiel is er duidelijkheid en eensgezindheid.
Conclusie: als verenigingsmanagers meer erkenning voor hun beroep willen, moeten ze op de eerste plaats een beter verhaal brengen over wat ze doen, maar ook over wat een beroepsvereniging of sectororganisatie doet. Niet in het minst naar de leden, want die hebben hoge verwachtingen van de federatie – zij gaan ervan uit dat de federatie een antwoord heeft op al hun vragen, en liever vandaag dan morgen.
Als we het over de medewerkers van de directeur hebben, komen we in een gelijkaardig dilemma terecht. Wat heeft een vereniging nodig? Specialisten in het domein van de organisatie of meer generieke verenigingsprofessionals. Zijn het harde of zachte skills die we zoeken: een empathische onderhandelaar die deuren opent of een dossiervreter die ander met feiten en cijfers omverblaast. Zelfs als we weten wat we zoeken, is het nog niet evident om ze te vinden. Veelal beseffen de medewerkers onvoldoende waar ze aan beginnen.
Ook hier blijkt het essentieel om een duidelijk verhaal te brengen over wat de functieomschrijving van de verenigingsprofessional inhoudt. Want vreemd genoeg wordt wel eens geopperd dat het binnen de federatie toch een stuk rustiger werken moet zijn dan in een ‘echte’ bedrijfscontext.